ECLI:NL:CRVB:2004:AR2761
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag kinderbijslag voor kind dat niet als eigen, aangehuwd of pleegkind kan worden aangemerkt
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin zijn aanvraag voor kinderbijslag voor zijn partner's zoon Saulius werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 september 2004 uitspraak gedaan. De Sociale verzekeringsbank, gedaagde in deze zaak, had de aanvraag afgewezen op de grond dat Saulius niet als eigen, aangehuwd of pleegkind van appellant kon worden aangemerkt. Dit besluit werd gehandhaafd in de beslissing op bezwaar, en de rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond.
Tijdens de zittingen op 19 september 2003 en 25 juni 2004 werd duidelijk dat de situatie rondom de aanvraag was veranderd. Gedaagde gaf aan dat Saulius, op basis van een gewijzigd beleid, wel als aangehuwd kind kon worden aangemerkt, maar dat de aanvraag voor kinderbijslag over het derde en vierde kwartaal van 2000 niet kon worden goedgekeurd omdat Saulius op de relevante peildata nog niet drie maanden onafgebroken in Nederland verbleef. De Raad concludeerde dat gedaagde terecht had beslist dat appellant geen recht had op kinderbijslag voor deze kwartalen, op basis van artikel 7b van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW).
De Raad oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet kon slagen en bevestigde de eerdere uitspraak. Wel werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellant, omdat de grondslag van het bestreden besluit tijdens de procedure was gewijzigd. De kosten werden begroot op € 42,40 voor reiskosten, en gedaagde moest ook het griffierecht van € 82,- aan appellant vergoeden. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder recht op kinderbijslag kan bestaan, met name de vereiste van een onafgebroken verblijf van het kind in Nederland.