ECLI:NL:CRVB:2004:AR2701
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 september 2004 uitspraak gedaan over het verzet van opposanten tegen de niet-ontvankelijk verklaring van hun hoger beroep. De opposanten, beiden wonende te [woonplaats], hadden hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 30 maart 2004, waarin hun beroep tegen een beslissing van de president van de rechtbank Rotterdam niet-ontvankelijk was verklaard. De gemachtigde van de opposanten, mr. M.N.R. Nasrullah, had verzuimd om tijdig de gronden van het hoger beroep in te dienen, ondanks dat hem meerdere termijnen waren gegund om dit verzuim te herstellen.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat de gemachtigde in gebreke was gebleven en dat de gevolgen van dit nalaten volledig voor rekening van de opposanten kwamen. De Raad concludeerde dat er geen gronden waren aangevoerd in het verzetschrift die konden leiden tot de conclusie dat het verzuim niet aan de opposanten kon worden tegengeworpen. De Raad verklaarde het verzet ongegrond en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroepsgronden en de verantwoordelijkheid van de gemachtigde in het proces. De Raad bevestigde dat de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep terecht was vastgesteld, gezien het ontbreken van de noodzakelijke gronden in het beroepschrift.