ECLI:NL:CRVB:2004:AR2221
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- G.J.H. Doornewaard
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- J.W.P. van der Hoeven
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsongeschiktheid in het kader van de WAO en ZW
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Ziektewet (ZW). Appellante, die als kantinemedewerkster werkte, had zich ziek gemeld met klachten van astma en palindroom reuma. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die de beroepen van appellante ongegrond had verklaard. De Raad heeft de vraag te beantwoorden of appellante op de relevante data in staat was om de voor haar geselecteerde functies te verrichten.
De Raad overweegt dat appellante op 11 en 18 december 2000, ondanks haar gezondheidsklachten, niet ongeschikt was voor haar werk. De bezwaarverzekeringsarts had vastgesteld dat de belastbaarheid van appellante niet wezenlijk was verslechterd ten opzichte van het eerder opgestelde belastbaarheidsprofiel. De Raad concludeert dat de medische gegevens onvoldoende aanknopingspunten bieden om het oordeel van de bezwaarverzekeringsarts te weerleggen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellante niet in aanmerking komt voor een uitkering op basis van de ZW.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de argumenten van beide partijen hebben gewogen. De Raad heeft de relevante medische rapportages en de verklaringen van de behandelende artsen in overweging genomen, maar komt tot de conclusie dat de eerdere oordelen over de belastbaarheid van appellante juist zijn. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op 1 september 2004.