ECLI:NL:CRVB:2004:AQ9870
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Overschrijding termijn betaling griffierecht in hoger beroep en verzet
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, gaat het om de overschrijding van de termijn voor de betaling van het griffierecht in hoger beroep. De erven van [betrokkene], laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats], hebben hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 juni 2003. De rechtbank had het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. De Raad heeft echter vastgesteld dat het griffierecht op 4 september 2003, binnen de gestelde termijn, is betaald. Hierdoor is het verzet van de opposanten gegrond verklaard. De Raad heeft in overeenstemming met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten dat de eerdere uitspraak vervalt en dat het onderzoek in de stand wordt voortgezet waarin het zich bevond. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 augustus 2004. Tegen deze uitspraak heeft mr. A.D. Sunter, advocaat te Amsterdam, namens de opposanten een verzetschrift ingediend op 4 december 2003.