ECLI:NL:CRVB:2004:AQ9870

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/3539 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding termijn betaling griffierecht in hoger beroep en verzet

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, gaat het om de overschrijding van de termijn voor de betaling van het griffierecht in hoger beroep. De erven van [betrokkene], laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats], hebben hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 juni 2003. De rechtbank had het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. De Raad heeft echter vastgesteld dat het griffierecht op 4 september 2003, binnen de gestelde termijn, is betaald. Hierdoor is het verzet van de opposanten gegrond verklaard. De Raad heeft in overeenstemming met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten dat de eerdere uitspraak vervalt en dat het onderzoek in de stand wordt voortgezet waarin het zich bevond. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 augustus 2004. Tegen deze uitspraak heeft mr. A.D. Sunter, advocaat te Amsterdam, namens de opposanten een verzetschrift ingediend op 4 december 2003.

Uitspraak

03/3539 WW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
de erven van [betrokkene], laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats], opposanten
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij uitspraak van de Raad van 29 oktober 2003 is het namens opposanten ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 juni 2003, nummer AWB 02/895 WW, niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de daartoe gestelde termijn is betaald.
Tegen deze uitspraak heeft mr. A.D. Sunter, advocaat te Amsterdam, als gemachtigde van opposanten bij brief van
4 december 2003 een verzetschrift (met bijlagen) ingediend.
II. MOTIVERING
De Raad heeft uit de inmiddels beschikbaar gekomen gegevens afgeleid dat het verschuldigde griffierecht op 4 september 2003, derhalve tijdig, is betaald.
Uit het vorenstaande volgt dat het namens opposanten gedane verzet gegrond dient te worden verklaard. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 8:55, zevende lid, van de Awb vervalt de uitspraak waartegen verzet is gedaan en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Met toepassing van artikel 8:55 van de Awb wordt daarom beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Aldus gegeven door mr. H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2004.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.