ECLI:NL:CRVB:2004:AQ8177
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van niet-ontvankelijkheid van beroep inzake bijzondere bijstand door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 20 oktober 2003, waarin zijn beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat appellant geen procesbelang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, omdat de rechtbank had besloten om geen administratiekosten in rekening te brengen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank terecht tot het oordeel is gekomen dat appellant geen procesbelang meer had. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en heeft geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen op basis van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en er is geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. De uitspraak is gedaan door mr. G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van mr. P.E. Broekman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 augustus 2004.