ECLI:NL:CRVB:2004:AQ8138
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.G.M. Simons
- M.I. ’t Hooft
- A.B.J. van der Ham
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van ten onrechte betaalde bijstandsuitkering na herziening van recht op uitkering
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin zijn beroep tegen een terugvordering van bijstandsuitkering ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak, waarbij appellant in hoger beroep zijn grieven tegen de eerdere uitspraak naar voren brengt. De terugvordering betreft een bedrag van f 1.698,27 dat ten onrechte aan appellant was betaald over de periode van 1 december 1999 tot en met 30 juni 2000, na een herziening van zijn recht op bijstandsuitkering door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum.
De Raad stelt vast dat het besluit tot herziening van het recht op uitkering in rechte onaantastbaar is geworden, wat betekent dat de voorwaarden voor terugvordering op grond van de Algemene bijstandswet (Abw) zijn vervuld. Appellant had geen bezwaar gemaakt tegen het herzieningsbesluit, en de Raad oordeelt dat gedaagde verplicht was om de ten onrechte betaalde bijstand terug te vorderen. De grieven van appellant, waaronder het verzoek om de uitkering slechts voor de dagen waarop de inkomsten betrekking hadden in te trekken, worden door de Raad verworpen.
De Raad concludeert dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, zoals bedoeld in de Abw. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak wordt openbaar uitgesproken op 18 augustus 2004.