ECLI:NL:CRVB:2004:AQ8133
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toelating tot de vrijwillige verzekering en bekendmaking van besluiten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de aanvraag van gedaagde, die in Marokko woont, om toelating tot de vrijwillige verzekering. De rechtbank had eerder het besluit van de Sociale verzekeringsbank om deze aanvraag af te wijzen, vernietigd. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak en oordeelt dat het besluit van 22 juli 2002 op de juiste wijze is bekendgemaakt. De Raad stelt vast dat de bezwaartermijn is aangevangen op 23 juli 2002 en dat gedaagde niet tijdig bezwaar heeft gemaakt. De Raad is van mening dat er geen omstandigheden zijn die de overschrijding van de bezwaartermijn kunnen verontschuldigen. Hierdoor slaagt het hoger beroep van de Sociale verzekeringsbank en wordt de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd.
De Raad overweegt dat de relevante artikelen van het Administratief Akkoord tussen Nederland en Marokko enkel betrekking hebben op aanvragen van pensioenen en niet op verzoeken om deel te nemen aan de vrijwillige verzekering. Dit betekent dat de bepalingen van het Akkoord niet van toepassing zijn op de situatie van gedaagde. De Raad concludeert dat de Sociale verzekeringsbank op correcte wijze heeft gehandeld door de aanvraag van gedaagde af te wijzen, omdat deze niet voldoet aan de voorwaarden voor deelname aan de vrijwillige verzekering. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het inleidend beroep van gedaagde wordt ongegrond verklaard.