ECLI:NL:CRVB:2004:AQ8129
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- R.M. van Male
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering wegens verzwegen inkomsten uit arbeid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellant, die vanaf 21 oktober 1985 een uitkering ontving, aanvankelijk op basis van de Rijksgroepsregeling werkloze werknemers en later op basis van de Algemene bijstandswet. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellant gedurende een bepaalde periode inkomsten heeft verzwegen, wat leidt tot de conclusie dat hij de inlichtingenplicht heeft geschonden. De Raad heeft vastgesteld dat appellant van 31 augustus 1994 tot en met 17 juni 1999 op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht als koopman, maar deze inkomsten niet heeft gemeld aan de gemeente Rotterdam, die verantwoordelijk is voor de bijstandsverlening.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden in deze zaak zorgvuldig gewogen. Het onderzoek heeft aangetoond dat appellant in de jaren 1995 tot en met 1999 aanzienlijke goederen heeft ingekocht en verkocht, wat blijkt uit inkoop- en verkoopfacturen. Ondanks dat appellant slechts één inkoopfactuur uit 1995 kon overleggen, was de Raad van mening dat het aannemelijk was dat hij vanaf 31 augustus 1994 inkomsten heeft genoten. De Raad benadrukt dat appellant zich bewust moest zijn van zijn verplichtingen om deze inkomsten te melden, gezien eerdere meldingen van inkomsten als zelfstandig ondernemer.
De Raad concludeert dat, door de schending van de inlichtingenplicht, niet kan worden vastgesteld of appellant recht had op bijstand in de betreffende periode. Daarom heeft de gemeente terecht besloten om de bijstandsuitkering in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. De uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde, wordt bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.