ECLI:NL:CRVB:2004:AQ7129
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- A. van Netten
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziektewet-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid na zwangerschap
In deze zaak gaat het om de weigering van een ziektewet-uitkering aan appellante, die in hoger beroep is gekomen tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Appellante was met ingang van 1 mei 2001 ongeschikt voor haar werk als inpakster vanwege zwangerschapsklachten. Na haar bevalling op 10 augustus 2001 ontving zij tot 19 oktober 2001 ziekengeld. Appellante stelde dat zij na deze datum nog steeds arbeidsongeschikt was en diende een verzoek in om haar uitkering voort te zetten. De verzekeringsarts concludeerde echter dat er geen medische gronden waren om aan te nemen dat appellante arbeidsongeschikt was. Dit werd bevestigd door een bezwaarverzekeringsarts, die na het inwinnen van informatie bij de behandelend orthopedisch chirurg tot dezelfde conclusie kwam. De rechtbank Breda verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat appellante geen nieuwe medische gegevens had ingediend die haar standpunt konden onderbouwen. De Raad oordeelde dat de eerdere conclusies van de verzekeringsartsen niet ter discussie stonden en dat er geen reden was om het oordeel van de rechtbank niet te volgen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af. De beslissing werd genomen door mr. Ch. van Voorst, met mr. A. van Netten als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 11 augustus 2004.