ECLI:NL:CRVB:2004:AQ7016
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering op basis van verblijfseisen in Nederland
In deze zaak gaat het om de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, geboren in 1942, heeft van 1957 tot 1963 in Nederland gewerkt en is daarna naar Amerika vertrokken. In mei 1997 keerde zij terug naar Nederland en diende op 14 februari 2000 een aanvraag in voor een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Deze aanvraag werd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen, omdat appellante niet voldeed aan de eisen van artikel 91 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). De rechtbank verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 18 juni 2004, waarbij appellante niet aanwezig was. De Raad heeft zich geconcentreerd op de vraag of appellante voldoet aan de eis dat zij tussen 1 januari 1975 en 1 oktober 1976 in Nederland heeft gewoond. Appellante heeft geen bewijs kunnen leveren voor haar verblijf in Nederland gedurende deze periode. De Raad heeft vastgesteld dat de beweringen van appellante niet zijn onderbouwd met documenten, en dat er geen begin van bewijs is geleverd voor haar verblijf in Nederland in de relevante periode.
De Raad heeft geconcludeerd dat appellante niet voldoet aan de verblijfseisen zoals gesteld in de AAW en heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden vergoed. De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 13 augustus 2004.