ECLI:NL:CRVB:2004:AQ6912
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Ch. van Voorst
- A. van Netten
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van het indienen van een beroepschrift in hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 augustus 2004 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposante, vertegenwoordigd door mr. F.T.I. Oey, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 24 september 2002. De Raad had eerder, op 12 december 2003, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De opposante heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, wat leidde tot een zitting op 23 juni 2004.
De Raad heeft in zijn motivering uiteengezet dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn ingaat op de dag na de bekendmaking van de uitspraak. De Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift pas op 20 juni 2003 ter griffie is ontvangen, wat ver buiten de termijn ligt. De gemachtigde van de opposante voerde aan dat het beroepschrift op 25 oktober 2002 aan Falk Courier was meegegeven, en dat er op 26 oktober 2002 poststukken bij de Raad zouden zijn bezorgd. De Raad heeft echter geoordeeld dat verzending per koeriersdienst niet kan worden aangemerkt als verzending per post, en dat de tijdigheid van de verzending niet kon worden aangetoond.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard, en bevestigd dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de wettelijke termijnen en de vereisten voor het indienen van beroepschriften in bestuursrechtelijke procedures.