ECLI:NL:CRVB:2004:AQ6683
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Overschrijding indieningstermijn voor verzet zonder verschoonbare termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juli 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van een verzetschrift. De opposant had op 16 november 2003 een brief gestuurd naar de Raad, gericht tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen van 23 oktober 2003. De Raad verklaarde zich onbevoegd om deze brief in behandeling te nemen bij uitspraak van 15 januari 2004, welke uitspraak op 28 januari 2004 aan partijen werd verzonden. Tegen deze uitspraak heeft de opposant op 23 maart 2004 een verzetschrift ingediend, dat per fax op dezelfde dag ter griffie van de Raad is ontvangen.
De Raad heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het verzetschrift, die loopt van 29 januari 2004 tot en met 10 maart 2004, is overschreden. De Raad overweegt dat, op basis van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het verzet niet-ontvankelijk is, tenzij kan worden aangetoond dat de indiener redelijkerwijs niet in verzuim is geweest. De Raad concludeert dat de opposant onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de te late indiening van het verzetschrift niet als verzuim kan worden aangemerkt. Er is geen bewijs dat de opposant gedurende de gehele termijn niet in staat was om tijdig een verzetschrift in te dienen.
De Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is derhalve dat het verzet niet-ontvankelijk wordt verklaard.