ECLI:NL:CRVB:2004:AQ6676
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag bijstandsuitkering en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.H.F. de Jong, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, die op 2 augustus 2002 het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht ongegrond had verklaard. Het besluit waartegen beroep werd ingesteld, was genomen op 19 september 2001 en betrof de afwijzing van een aanvraag om bijstand ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw). Appellante had op 25 april 2000 een verzoek om bijstand ingediend, maar had niet voldaan aan verzoeken om aanvullende informatie van gedaagde, wat leidde tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag op 4 juli 2000.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat gedaagde in zijn verweerschrift aan de rechtbank had aangegeven dat het besluit tot buiten behandeling stellen van de aanvraag niet langer juist was. De Raad oordeelt dat de rechtbank in strijd heeft gehandeld met artikel 8:69, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) door het beroep te beoordelen op een onjuiste grondslag. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep gegrond. Gedaagde wordt opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarin inhoudelijk op de aanvraag van 25 april 2000 wordt beslist.
Daarnaast heeft de Raad gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 1.288,--, en heeft bepaald dat de gemeente Utrecht het betaalde griffierecht van € 109,23 aan appellante vergoedt. De Raad benadrukt dat de beoordeling van de aanvraag om bijstand niet ter toetsing voorligt, maar dat gedaagde moet onderzoeken of de eerder niet verstrekte informatie inmiddels is hersteld met latere gegevens.