ECLI:NL:CRVB:2004:AQ6674
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om bijstand wegens schending inlichtingenplicht en onmachtigheid Nederlandse taal
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.H.F. de Jong, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 24 juli 2002. De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 juli 2004 uitspraak gedaan in het hoger beroep, dat betrekking had op de afwijzing van een verzoek om bijstand ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw). Appellante had op 16 juni 2000 een aanvraag ingediend, maar is niet verschenen op een vervolggesprek op 3 juli 2000 en heeft ook het inlichtingenformulier niet volledig ingevuld en ondertekend. Hierdoor kon het recht op bijstand niet worden vastgesteld.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet op het gesprek is verschenen en de benodigde documenten niet heeft ingediend. Appellante voerde aan dat zij de Nederlandse taal niet goed beheerst en dat gedaagde zich had moeten vergewissen van haar begrip. De Raad oordeelde echter dat appellante, indien zij de vereisten niet begreep, zelf hulp had moeten zoeken. Bovendien had zij in het verleden met hulp van contactpersonen wel aanvragen kunnen indienen voor andere uitkeringen.
De Raad concludeerde dat er geen reden was om de eerdere uitspraak van de rechtbank te herzien. De afwijzing van het verzoek om bijstand werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. De Raad benadrukte dat appellante haar inlichtingenplicht had geschonden, waardoor gedaagde niet in staat was om haar recht op bijstand vast te stellen.