ECLI:NL:CRVB:2004:AQ6662
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Opleggen van arbeidsverplichtingen bij bijstandsuitkering na gemeentelijke herindeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Almelo, waarin gedaagde, het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand, arbeidsverplichtingen aan appellante heeft opgelegd. Appellante ontving sinds 1988 een bijstandsuitkering, die per 1 januari 1997 is omgezet in een uitkering op basis van de Algemene bijstandswet (Abw). In eerste instantie waren er geen arbeidsverplichtingen opgelegd, maar na een verzoek van gedaagde aan de GGD Twente om onderzoek te doen naar de arbeids(on)geschiktheid van appellante, zijn er op 4 juli 2000 arbeidsverplichtingen opgelegd. Dit besluit werd later in bezwaar gehandhaafd, waarbij de arbeidsverplichtingen voor maximaal 20 uren per week zijn vastgesteld.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van gedaagde ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 8 juni 2004 was appellante niet aanwezig, maar gedaagde werd vertegenwoordigd door R. Kascha. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en overwegingen van de rechtbank overgenomen en is van oordeel dat gedaagde op goede gronden heeft besloten om appellante arbeidsverplichtingen op te leggen. De Raad heeft vastgesteld dat het advies van de verzekeringsarts D.M.J.G.A. Jansen, dat aan de beslissing ten grondslag lag, zowel qua totstandkoming als inhoud deugdelijk was. Appellante heeft haar stelling dat zij niet in staat is om 20 uren per week te werken niet onderbouwd met medische stukken, wat de Raad niet tot een ander oordeel leidde.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.