ECLI:NL:CRVB:2004:AQ6327
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding griffierecht
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.V. Brunings, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 april 2004. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep onder nummer 04/2745 NABW. De Raad constateert dat er een griffierecht van € 102,-- verschuldigd is, dat door de gemachtigde van appellante op 25 mei 2004 is aangegeven. Ondanks herhaalde aanmaningen is het griffierecht niet tijdig betaald. De Raad oordeelt dat appellante in verzuim is en verklaart het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Dit besluit is genomen zonder verder onderzoek, omdat de Raad ook opmerkt dat het beroepschrift niet de gronden van het hoger beroep bevatte en dit verzuim niet binnen de gestelde termijn is hersteld. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door mr. G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 juli 2004. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken na verzending van het afschrift schriftelijk verzet doen. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep.