ECLI:NL:CRVB:2004:AQ6325
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens termijnoverschrijding griffierecht
In deze zaak gaat het om een verzet tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een hoger beroep door de Centrale Raad van Beroep. De opposante had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen, maar dit beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht van € 87,-- niet binnen de gestelde termijn van vier weken was betaald. De Raad had eerder op 4 mei 2004 deze niet-ontvankelijkheid vastgesteld. Tegen deze uitspraak heeft de opposante een verzetschrift ingediend, waarin zij trachtte aan te tonen dat zij niet in verzuim was. Tijdens de zitting op 26 juli 2004 was de opposante echter niet aanwezig, en ook de geopposeerde, het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Leek, was niet vertegenwoordigd.
De Raad heeft in zijn motivering aangegeven dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de eerdere uitspraak zouden kunnen ondermijnen. De Raad benadrukt dat de opposante geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om bijzondere bijstand aan te vragen voor de kosten van het griffierecht, wat haar situatie niet heeft versterkt. Gelet op deze overwegingen heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard, zonder termen voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. G.A.J. van den Hurk, met S.W.H. Peeters als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 29 juli 2004.