ECLI:NL:CRVB:2004:AQ5831
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Premies en boetes ter zake van niet verantwoorde (zwarte) loonbetalingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door een vennootschap tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de heffing van premies en boetes met betrekking tot niet verantwoorde (zwarte) loonbetalingen in de jaren 1996 en 1997. De vennootschap, die een restaurant exploiteert, stelt dat haar voormalig bedrijfsleider een deel van de omzet heeft verduisterd en dat de verduisterde bedragen niet zijn aangewend voor de betaling van zwarte lonen. De vennootschap heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zutphen, die het beroep ongegrond had verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 17 juni 2004, waarbij de vennootschap werd vertegenwoordigd door haar directeur en een belastingadviseur. De Raad heeft vastgesteld dat de vennootschap niet tijdig stukken heeft ingediend, wat in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. De Raad heeft de door de vennootschap overgelegde stukken buiten beschouwing gelaten, omdat de gedaagde partij niet ter zitting was verschenen en zich niet over de bijlagen had uitgelaten.
De Raad heeft vervolgens de vraag beoordeeld of de gedaagde partij terecht premies en boetes heeft opgelegd. De Raad concludeert dat de stellingen van de vennootschap niet voldoende zijn onderbouwd met verifieerbare gegevens, terwijl het standpunt van de gedaagde partij wel steun vindt in de gedingstukken, waaronder verklaringen van de bedrijfsleider en getuigenverklaringen. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de opgelegde boete te herzien, ondanks de argumenten van de vennootschap over de redelijke termijn van de procedure.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak bevestigd, voor zover deze was aangevochten. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, met M. Renden als griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 juli 2004.