ECLI:NL:CRVB:2004:AQ5516
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- Ch.J.G. Olde Kalter
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen inzake WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De appellant, die in eerste instantie niet is verschenen op de zitting, had bezwaar gemaakt tegen een eerder besluit van het Uwv, dat hem een maatregel had opgelegd wegens het te laat verstrekken van inlichtingen. De rechtbank had het bezwaar van appellant ongegrond verklaard, maar appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Tijdens de procedure heeft gedaagde, het Uwv, het bezwaar van appellant alsnog gegrond verklaard en het primaire besluit ingetrokken. Dit leidde tot een nieuwe beslissing op bezwaar, waarbij het Uwv volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Desondanks heeft appellant belang behouden bij de vernietiging van de eerdere uitspraak, omdat het bestreden besluit niet expliciet was ingetrokken.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de regeling van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) exclusief en limitatief is, wat betekent dat er geen ruimte is voor het honoreren van verzoeken die niet expliciet in de wet zijn opgenomen. De Raad heeft de vordering van appellant tot schadevergoeding en de vergoeding van griffierechten beoordeeld en geconcludeerd dat de door appellant opgevoerde kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, waarbij het Uwv werd veroordeeld tot vergoeding van schade en het betaalde griffierecht.