ECLI:NL:CRVB:2004:AQ4474
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- R.C. Stam
- O.J.D.M.L. Jansen
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijke aansprakelijkheid voor onbetaald gebleven premies en de vaststelling van het bedrag van aansprakelijkheid
In deze zaak gaat het om de hoofdelijke aansprakelijkheid van de appellant voor onbetaald gebleven premies die door een vennootschap in de jaren 1990 tot en met 1992 niet zijn voldaan. De appellant, vertegenwoordigd door mr. dr. C.C.J. Aarts, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin zijn bezwaren tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond zijn verklaard. Dit besluit, gedateerd 23 augustus 2000, stelde de appellant aansprakelijk voor een bedrag van fl. 194.305,32, dat betrekking heeft op de onbetaald gelaten premies ingevolge de sociale werknemersverzekeringswetten. De rechtbank had eerder, op 18 november 1999, een uitspraak gedaan waarin het beroep van de appellant tegen een eerder besluit van 12 oktober 1998 gegrond werd verklaard, omdat het Uwv niet adequaat had gereageerd op de betwisting van de appellant over de hoogte van het bedrag waarvoor hij aansprakelijk was gesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 3 juni 2004, maar beide partijen zijn niet verschenen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij de rechtbank oordeelde dat het Uwv op juiste wijze uitvoering had gegeven aan de eerdere uitspraak van 18 november 1999. De Raad concludeert dat de grieven van de appellant in hoger beroep een herhaling zijn van eerder aangevoerde bezwaren en dat deze op duidelijke wijze door de rechtbank zijn verworpen. De Raad ziet geen aanleiding om af te wijken van de eerdere beslissingen en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, zonder termen aanwezig te achten voor een veroordeling in de proceskosten.