ECLI:NL:CRVB:2004:AQ4472
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Correctienota over premiejaar 1995 en onjuiste feitelijke grondslag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [naam B.V.] tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende een correctienota over het premiejaar 1995. De zaak is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op 1 januari 2002, waarbij het Uwv in de plaats is gekomen van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.C. de Goeij, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 13 september 2001, waarin de rechtbank oordeelde dat de correctienota's die aan appellante waren opgelegd, gebaseerd waren op de stelling dat [betrokkene] gedurende 40 uur per week voor haar werkzaam was geweest.
Tijdens de zitting op 1 april 2004 heeft de Raad de zaak behandeld. De Raad heeft eerder, op 3 december 2003, een uitspraak gedaan over een uitkeringskwestie van [betrokkene], die zich in hetzelfde tijdvak afspeelde. In die uitspraak werd geoordeeld dat [betrokkene] vanaf het najaar van 1995 fulltime voor appellante werkte. De Raad heeft in deze zaak vastgesteld dat de correctienota over het premiejaar 1995 berust op een onjuiste feitelijke grondslag, omdat de eerdere uitspraak aantoont dat [betrokkene] niet 40 uur per week voor appellante werkte zoals door gedaagde werd gesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft het bestreden besluit van 7 juni 1999 vernietigd voor zover het de correctienota 1995 betreft en gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 644,--. Tevens is bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 306,30 aan appellante vergoedt. De uitspraak is gedaan door de voorzitter mr. R.C. Schoemaker en de leden mr. G. van der Wiel en mr. R.C. Stam, in aanwezigheid van griffier R.E. Lysen, en is openbaar uitgesproken op 24 juni 2004.