ECLI:NL:CRVB:2004:AQ2770
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- Ch.J.G. Olde Kalter
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de verzekering onder de WAO
In deze zaak gaat het om de vraag of appellante bij aanvang van de verzekering op 1 september 1998 volledig arbeidsongeschikt was, zoals gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), heeft gesteld. Appellante, die sinds 1998 werkzaam was via een agrarisch uitzendbureau, viel uit vanwege psychische klachten en flauwtes. De verzekeringsarts D. Gopal concludeerde dat appellante al sinds 1990 beperkingen had door convulsies, maar de rechtbank oordeelde dat appellante bij aanvang van de verzekering volledig arbeidsongeschikt was. Gedaagde handhaafde dit standpunt in een besluit na bezwaar, maar appellante ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat gedaagde terecht gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid om de arbeidsongeschiktheid van appellante buiten aanmerking te laten. De Raad oordeelde dat er geen omstandigheden waren die erop wezen dat gedaagde in redelijkheid niet van deze bevoegdheid gebruik had kunnen maken. De Raad volgde de conclusies van psychiater Dijken, die oordeelde dat appellante bij aanvang van de verzekering volledig arbeidsongeschikt was, en verwierp de argumenten van appellante dat haar beperkingen niet al sinds 1990 bestonden.
De uitspraak bevestigt dat de beoordeling van arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de verzekering zorgvuldig moet gebeuren, waarbij medische rapporten en eerdere diagnoses een belangrijke rol spelen. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit in stand kon blijven en dat er geen termen waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.