ECLI:NL:CRVB:2004:AQ0742
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verplichtstelling van oproepkracht als werknemer in het socialezekerheidsrecht
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, staat de vraag centraal of een oproepkracht, die als vrachtautochauffeur werkt, terecht als verplicht verzekerd kan worden aangemerkt. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze oproepkracht, [naam werknemer], als verplicht verzekerd aangemerkt en premies geheven over de jaren 1995 tot en met 1997. Dit besluit is door gedaagde, een onderneming die de oproepkracht inhuurt, bestreden. De rechtbank Almelo heeft het beroep van gedaagde tegen het besluit van het Uwv gegrond verklaard, maar het Uwv heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 17 juni 2004 behandeld. Tijdens deze zitting was de appellant niet aanwezig, maar gedaagde werd vertegenwoordigd door J.C.P.M. van Marle en mr. P.M.H. Meiborg-Bartholomeus. De Raad heeft vastgesteld dat er sprake is van een gezagsverhouding tussen gedaagde en [naam werknemer], wat betekent dat de oproepkracht onder het gezag van gedaagde werkt. Dit is onderbouwd door het feit dat gedaagde twee chauffeurs in vaste dienst heeft en [naam werknemer] oproept wanneer er extra werk is.
De Raad concludeert dat de drie essentiële kenmerken van een privaatrechtelijke dienstbetrekking aanwezig zijn: de gezagsverhouding, de verplichting tot persoonlijke dienstverrichting en de loonbetalingsverplichting. De Raad oordeelt dat de betalingen aan [naam werknemer] als loonbetalingen kunnen worden aangemerkt en dat gedaagde premieplichtig is. Het hoger beroep van het Uwv slaagt, en de eerdere uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De Raad verklaart het beroep van gedaagde tegen het bestreden besluit ongegrond.