ECLI:NL:CRVB:2004:AP9533
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- J.W.P. van der Hoeven
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake uitkering op grond van de Ziektewet en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar. De rechtbank had op 11 juli 2002 geoordeeld dat het Uwv niet alleen op basis van de Ziektewet (ZW) had mogen beslissen, maar ook de mogelijke aanspraken van de gedaagde op een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) had moeten onderzoeken. De gedaagde, die sinds 1 januari 1998 een WAO-uitkering ontvangt, had zich op 15 november 1999 ziek gemeld vanwege toegenomen psychische en rugklachten. Het Uwv had de ZW-uitkering geweigerd, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 30 juni 2004 geoordeeld dat in een geding waarin een besluit ter uitvoering van de ZW aan de orde is, er geen ruimte is om aanspraken op verhoging van de WAO-uitkering te betrekken. De Raad oordeelde dat het Uwv zich terecht had beperkt tot de beoordeling van het recht op ZW-uitkering en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het Uwv ook een onderzoek naar de WAO-aanspraken had moeten doen. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het aan de gedaagde was om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij rekening gehouden moest worden met de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren om proceskosten te vergoeden en dat de uitspraak van de rechtbank niet in stand kon blijven. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep was daarmee in het voordeel van het Uwv, dat de ZW-uitkering had geweigerd op basis van de geldende wetgeving.