ECLI:NL:CRVB:2004:AP9156

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/5966 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift in sociale zekerheidsrecht

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 9 juni 2004, gaat het om een hoger beroep van een appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond. De appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), dat haar bezwaar tegen een eerder besluit van 2 maart 2000 ongegrond had verklaard. De rechtbank had het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep moest beoordelen of deze uitspraak terecht was.

De Centrale Raad overwoog dat de appellante had aangevoerd dat haar bezwaarschrift op de laatste dag van de bezwaartermijn, 16 maart 2000, ter post was bezorgd. Echter, de Raad concludeerde dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend, omdat de poststempel op de enveloppe aangaf dat deze op 19 maart 2000 was afgestempeld. Dit betekende dat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift was overschreden en dat het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden.

De Raad verwierp ook de grief van appellante dat het Uwv zich schuldig had gemaakt aan termijnoverschrijding door pas een jaar na indiening van het bezwaarschrift een beslissing te geven. Aangezien het bezwaarschrift te laat was ingediend, kon er geen verdere toetsing van het bestreden besluit plaatsvinden. De Centrale Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak werd gedaan door mr. M.S.E. Wulffraat-van Dijk als voorzitter, met mr. J.W.P. van der Hoeven als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 30 juni 2004.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
01/5966 ZW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Door appellante is hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond (procedurenummer 01/609 ZW K1) van 7 november 2001 en is vervolgens nog een gedingstuk ingediend.
Namens gedaagde is een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 19 mei 2004, waar appellante met kennisgeving niet is verschenen, en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. R.S. van 't Oor, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
In dit geding is de vraag aan de orde of de rechtbank in haar uitspraak terecht het beroep van appellante gegrond heeft verklaard en terecht heeft geoordeeld dat het door appellante bestreden besluit van gedaagde van 25 mei 2001, waarmee het bezwaar van appellante tegen zijn besluit van 2 maart 2000 ongegrond is verklaard, in rechte geen stand kan houden omdat gedaagde dit bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding.
De Raad overweegt het volgende.
Door appellante is -evenals in eerste aanleg- aangevoerd dat het bezwaarschrift op de laatste dag van de bezwaartermijn, donderdag 16 maart 2000, door haar ter post is bezorgd.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat voormeld standpunt van appellante geen steun vindt in de gedingstukken. Uit de poststempel op de enveloppe waarmee het bezwaarschrift is verstuurd moet ook naar het oordeel van de Raad worden afgeleid dat de enveloppe op zondag 19 maart 2000 is afgestempeld en dus niet tijdig ter post is bezorgd.
De Raad kan zich ook voor het overige vinden in hetgeen de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft overwogen en verwijst daar kortheidshalve naar.
De in hoger beroep door appellante aangevoerde grief dat ook gedaagde zich schuldig heeft gemaakt aan termijn- overschrijding, door pas ruim een jaar nadat het bezwaarschrift was ingediend een beslissing op bezwaar af te geven, kan niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Nu het bezwaarschrift te laat is ingediend en het bezwaar door de rechtbank terecht niet-ontvankelijk is verklaard, kan geen toetsing van het bestreden besluit, waarbinnen ook voormelde grief valt, meer plaatsvinden.
Gelet op bovenstaande overwegingen is de Raad van oordeel dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Raad beslist als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. M.S.E. Wulffraat-van Dijk als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.W.P. van der Hoeven als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2004.
(get.) M.S.E. Wulffraat-van Dijk.
(get.) J.W.P. van der Hoeven.