ECLI:NL:CRVB:2004:AP8623
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.G.M. Simons
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- R.M. van Male
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar en toekenning van bijstandsuitkering na verlening verblijfsvergunning
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. R. van Asperen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Assen. De rechtbank had op 20 december 2001 geoordeeld over de ontvankelijkheid van het bezwaar van appellante tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen. Dit besluit, genomen op 7 april 2000, verklaarde het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Appellante had aanvankelijk een aanvraag om bijstandsuitkering ingediend, maar deze was buiten behandeling gelaten. Na de verlening van een verblijfsvergunning met terugwerkende kracht, werd haar alsnog een bijstandsuitkering toegekend met ingang van 22 november 1999.
Appellante trok haar beroep tegen het besluit van 7 april 2000 in en verzocht de rechtbank om gedaagde te veroordelen in de proceskosten en tot schadevergoeding. De rechtbank wees dit verzoek af, met de overweging dat artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen ruimte biedt voor schadevergoeding in dit geval, aangezien het beroep was ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om toepassing te geven aan artikel 8:73 van de Awb, omdat het beroep niet meer beoordeeld kon worden.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en onderschreef de overwegingen die aan deze uitspraak ten grondslag lagen. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de intrekking van het beroep voortvloeide uit de toekenning van de bijstandsuitkering, maar dit niet betekende dat de eerdere besluiten van gedaagde ter discussie stonden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 29 juni 2004.