ECLI:NL:CRVB:2004:AP8505

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/3771 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het verzetschrift in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft opposante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 april 2002. De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 juli 2003 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Opposante heeft op 24 september 2003 verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar de Raad heeft vastgesteld dat het verzetschrift te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen op de dag na de bekendmaking van de uitspraak. De Raad heeft vastgesteld dat de verzetstermijn op 9 september 2003 eindigde, maar het verzetschrift was op dat moment nog niet ontvangen en ook niet ter post bezorgd. Opposante heeft aangevoerd dat zij door persoonlijke problemen niet in staat was om tijdig te reageren, maar de Raad oordeelt dat deze omstandigheden geen grond vormen om het overschrijden van de termijn te verontschuldigen. De Raad heeft daarom besloten het verzet niet-ontvankelijk te verklaren en ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, dat betrekking heeft op proceskosten.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
02/3771 AKW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposante], wonende te [woonplaats], opposante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Opposante heeft hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Amsterdam op 25 april 2002 tussen partijen gegeven uitspraak.
Bij uitspraak van 11 juli 2003, welke op 29 juli 2003 per aangetekende post aan partijen is verzonden, heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante is bij brief van 24 september 2003, door de Raad ontvangen op 26 september 2003, van die uitspraak in verzet gekomen. Deze brief is blijkens de poststempel op de enveloppe op 25 september 2003 ter post bezorgd.
Het verzet is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 19 mei 2004, waar opposante in persoon is verschenen en geopposeerde -met voorafgaand bericht- niet is verschenen.
II. MOTIVERING
De Raad dient in de eerste plaats te beoordelen of opposante ontvankelijk is in haar verzet.
Ingevolge het bepaalde in artikel 8:55, eerste lid, van de Awb in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekend gemaakt.
Een verzetschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de verzetstermijn is ontvangen. Bij verzending per post is een verzetschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Op grond van de in rubriek I vermelde gegevens stelt de Raad vast dat opposante het verzetschrift te laat heeft ingediend. De laatste dag van de verzetstermijn was 9 september 2003. Op die datum was het verzetschrift nog niet ontvangen door de Raad. Evenmin was het verzetschrift op die datum ter post bezorgd.
Ten aanzien van een na afloop van de verzetstermijn ingediend verzetschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
In het verzetschrift en ter zitting heeft opposante samengevat aangevoerd dat zij grote problemen heeft waardoor zij niet in staat is haar zaken naar behoren te behartigen.
De Raad onderkent dat opposante vele problemen heeft, maar acht de door opposante geschetste omstandigheden geen grond om het overschrijden van de verzetstermijn te verontschuldigen.
Het vorenstaande leidt ertoe dat het verzet niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. M.S.E. Wulffraat-van Dijk in tegenwoordigheid van mr. J.W.P. van der Hoeven als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2004.
(get.) M.S.E. Wulffraat-van Dijk.
(get.) J.W.P. van der Hoeven.