ECLI:NL:CRVB:2004:AP4583

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/5744 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van uitspraak inzake sociale zekerheidswetgeving

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2004 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak. De verzoeker, woonachtig in België, had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 10 oktober 2001 had plaatsgevonden. De Raad had op 4 november 2003 het hoger beroep ongegrond verklaard, omdat de gedaagde, de Intergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat, in redelijkheid gebruik had kunnen maken van zijn bevoegdheid om het bezwaar van de verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren.

De verzoeker verzocht op 17 november 2003 om herziening van deze uitspraak, met de stelling dat hij pas na de eerdere uitspraak toegang had gekregen tot relevante processtukken. De zitting voor de herziening vond plaats op 11 mei 2004, waarbij de verzoeker zelf aanwezig was en gedaagde vertegenwoordigd werd door mr. K. van Beek.

De Raad oordeelde dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. De grief van de verzoeker werd niet als zodanig erkend, omdat deze niet voldeed aan de criteria van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad wees het verzoek om herziening af en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de Raad.

Uitspraak

03/5744 NABW
U I T S P R A A K
Met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[verzoeker], wonende te [woonplaats] (België), verzoeker,
en
de Intergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat als rechtsopvolger van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Heusden, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij uitspraak van 4 november 2003, reg.nr. 01/6239 NABW, heeft de Raad het door verzoeker ingestelde hoger beroep tegen de door de rechtbank 's-Hertogenbosch op 10 oktober 2001 tussen partijen gewezen uitspraak ongegrond verklaard omdat niet kon worden gezegd dat gedaagde niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om op grond van artikel 6:6 van de Awb in verbinding met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren.
Verzoeker heeft bij schrijven van 17 november 2003 op de daarin aangevoerde grond herziening verzocht van voormelde uitspraak.
Bij schrijven van 13 januari 2004 heeft gedaagde hierop gereageerd.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 11 mei 2004, waar verzoeker in persoon is verschenen en gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. K. van Beek, werkzaam bij de Intergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat.
II. MOTIVERING
Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening is niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
Verzoeker heeft in zijn verzoekschrift aangevoerd en ter zitting nader toegelicht dat hij pas heeft kunnen beschikken over de op zijn zaak betrekking hebbende stukken na doorzending aan zijn gemachtigde van de in het kader van de procedure in eerste aanleg door gedaagde aan de rechtbank 's-Hertogenbosch overgelegde processtukken.
De Raad stelt vast dat de grief die verzoeker in zijn verzoekschrift heeft aangevoerd en ter zitting nader heeft toegelicht niet is aan te merken als feit of omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb. Het verzoek dient derhalve afgewezen te worden.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Aldus gewezen door mr. Th.C. van Sloten als voorzitter, mr. R.M. van Male en mr. G.M.T. Berkel-Kikkert als leden, in tegenwoordigheid van mr. I.D. Veldman als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2004.
(get.) Th.C. van Sloten.
(get.) I.D. Veldman.
EK2505