ECLI:NL:CRVB:2004:AP4476
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- R.M. van Male
- G.M.T. Berkel-Kikkert
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsuitkering en terugvordering van onverschuldigd betaalde bijstand
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellante, die woonachtig was in de gemeente Oosterhout. De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 juni 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. Appellante had hoger beroep ingesteld omdat zij van mening was dat zij haar hoofdverblijf in de gemeente Oosterhout had, ondanks het besluit van het College van burgemeester en wethouders dat haar bijstandsuitkering was ingetrokken. De Raad heeft vastgesteld dat de intrekking van de bijstandsuitkering over de periode van 1 mei 1998 tot en met 23 november 1998 niet rechtsgeldig was, omdat het besluit van 30 maart 2001 niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden. Dit besluit was gebaseerd op een eerdere intrekking van de bijstandsuitkering, maar de Raad oordeelde dat de beslissing van 5 juli 2000 geen rechtsgevolg had dat niet al door het besluit van 29 april 1999 was teweeggebracht.
De Raad heeft ook de intrekking van de bijstandsuitkering over de periode van 24 november 1998 tot 1 mei 2000 beoordeeld. De Raad oordeelde dat de gedaagde, het College van burgemeester en wethouders, terecht had besloten tot intrekking van de bijstandsuitkering, omdat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden. De Raad heeft de terugvordering van de onverschuldigd betaalde bijstand over deze periode bevestigd en de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellante. De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke situatie bij het vaststellen van het woonadres en de gevolgen van het niet naleven van de inlichtingenverplichting.