"2.2 De door verweerder gehanteerde richtlijnen voor aflossing van ten onrechte genoten bijstand zijn opgenomen in het Vademecum van de Afdeling Sociale zaken (hierna: Vademecum).Voor zover van belang is onder het kopje "aflossen" (pagina L-3) het volgende bepaald:
"De vaststelling van de hoogte en duur van aflossingsbedragen wordt mede afgestemd op de omstandigheden en mogelijkheden van persoon en gezin.
Gemeentelijk zijn aflossingsbedragen vastgesteld, waarvan kan worden afgeweken gezien omstandigheden en mogelijkheden van persoon en gezin. Voor deze maandelijkse aflossing is ervan uitgegaan, dat er behalve uitgaven voor noodzakelijke goederen waarvoor bijstand wordt gevraagd, ook andere uitgaven (dan wel reserveringen of aflossingen) moeten worden gedaan voor duurzame gebruiksgoederen, die ook voor de laagste inkomens gebruikelijk zijn. Daarom is niet de gehele ruimte in de inkomens aangesproken voor de aflossing op (leen)bijstand.
(…)
Als personen of gezinnen een hoger inkomen dan het sociaal minimum ontvangen, wordt ter zake een hoger aflossingsbedrag vastgesteld. Als regel kan gelden het genoemde bedrag in tabel L.4 [5% van de bijstandsnorm: voor een echtpaar
f 108,53] plus 50% (…) van het meerdere inkomen boven de bijstandsnorm. In bijzondere individueel bepaalde omstandigheden kan een verlaging van het aflossingsbedrag gerechtvaardigd zijn."
De rechtbank ziet geen grond om te oordelen dat het beleid van de gemeente Roosendaal te aanzien van de invordering zoals opgenomen in het Vademecum kennelijk onredelijk is danwel anderszins de rechtelijke toetsing niet kan doorstaan. Deze beleidsregels vormen derhalve de specifieke grondslag waarop de houdbaarheid van het besluit moet worden beoordeeld.
2.3 Vast staat dat eiser een schuld heeft bij de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Roosendaal van f 101.455,84. Deze vordering is rechtens onaantastbaar geworden. Tussen partijen is thans (uitsluitend) in geding of verweerder de hoogte van het bedrag dat maandelijks van eiser wordt ingevorderd ter aflossing van deze schuld juist heeft berekend en daarbij voldoende rekening heeft gehouden met de door eiser aangevoerde maandelijkse lasten en verplichtingen.
2.4 Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de ziektekostenpremie. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de nominale ziektekostenpremie tot de noodzakelijke kosten van het bestaan behoort, en dient te worden voldaan uit de bijstandsnorm. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van individuele omstandigheden op grond waarvan verweerder had moeten aannemen dat in het geval van eiser een uitzondering had moeten worden gemaakt op het uitgangspunt dat deze kosten uit het inkomen en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
2.5 Voorts heeft eiser gesteld dat verweerder de maandelijkse aflossing aan de AFS Group in mindering had dienen te brengen op de draagkracht.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat bij de berekening van de draagkracht met deze schuld geen rekening behoeft te worden gehouden omdat deze betalingsverplichting is aangegaan op een moment dat eiser rekening had kunnen houden met de aflossingsverplichting wegens ten onrechte genoten bijstand. Immers, verweerder heeft bij besluit van
8 juli 1996 aan eiser meegedeeld dat het bedrag van de terugvordering is vastgesteld op f 101.455,85. Op 10 december 1997 is eiser een betalingsverplichting aangegaan met de AFS Group door een overeenkomst van kredietverlening af te sluiten. Dat de lening is afgesloten ter betaling van noodzakelijke voorzieningen zoals een bankstel en een gasfornuis, zoals eiser heeft gesteld, maakt het vorenstaande niet anders. Het kan zo zijn, zo is namens verweerder terecht gesteld, dat door het aangaan van nieuwe betalings-verplichtingen aflossing van ten onrechte genoten bijstand wordt uitgesteld, en wellicht zelfs geheel belet.
2.6 Eiser heeft tenslotte aangevoerd dat hij moreel verplicht is zijn moeder een onderhoudsbijdrage te verschaffen. Hij is van mening dat de f 100,00 à f 150,00 die hij daarvoor per maand naar Marokko overmaakt op zijn draagkracht in mindering moet worden gebracht. Verweerder heeft eiser terecht niet in dit standpunt gevolgd. Een morele verplichting kan niet worden gezien als een reële schuld, die voorrang dient te verkrijgen boven terugbetaling van de schuld aan de gemeente. Naar het oordeel van de rechtbank dienen de financiële consequenties van een dergelijke morele verplichting - hoe sterk deze door eiser ook wordt gevoeld - niet via verlaging van de terugbetaling te worden afgewenteld op de gemeente.
2.7 Nu hetgeen eiser heeft aangevoerd niet kan leiden tot het oordeel dat verweerder het af te lossen bedrag te hoog heeft vastgesteld en ook overigens is gesteld noch gebleken dat dit bedrag onjuist is berekend, kan het bestreden besluit in rechte standhouden.".