ECLI:NL:CRVB:2004:AP3701
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Oordeel over niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens overschrijding termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juni 2004 uitspraak gedaan in het hoger beroep van opposante, vertegenwoordigd door L. Öz, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De rechtbank had op 20 mei 2003 uitspraak gedaan in een zaak met registratienummer AWB 02/3003 WAO. De Raad had het hoger beroep op 10 oktober 2003 niet-ontvankelijk verklaard omdat de gronden voor het hoger beroep niet tijdig waren ingediend. Tegen deze beslissing is verzet aangetekend, dat op 21 april 2004 ter zitting is behandeld.
De Raad heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van de beroepsgronden was overschreden. Ondanks een aangetekend schrijven van 11 augustus 2003, waarin de gemachtigde van opposante nogmaals de gelegenheid kreeg om de gronden in te dienen, zijn deze pas op 13 oktober 2003 ontvangen. De gemachtigde voerde aan dat zij in het buitenland verbleef en had verzocht om uitstel, maar de Raad oordeelde dat er geen bewijs was dat dit verzoek tijdig was ingediend. De Raad concludeerde dat de overschrijding van de termijn niet gerechtvaardigd was en dat er geen reden was om het verzet gegrond te verklaren.
De Centrale Raad van Beroep heeft uiteindelijk het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak van 10 oktober 2003 in stand bleef. De Raad benadrukte dat de gemachtigde van opposante niet had aangetoond dat zij de Raad tijdig op de hoogte had gesteld van haar verblijf in het buitenland en dat zij niet had voldaan aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot het indienen van beroepsgronden.