ECLI:NL:CRVB:2004:AP3595
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- C. van Viegen
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van het recht op bijstand per kalendermaand; afwijking
In deze zaak gaat het om de vaststelling van het recht op bijstand van appellant, die een aanvraag had ingediend voor bijstand met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 1991. De Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda had deze aanvraag afgewezen op basis van een besluit van 30 november 2001, waarin werd gesteld dat er geen bijstand met terugwerkende kracht wordt verleend, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag over de periode van 1 januari 1991 tot en met 13 mei 2001 niet op de juiste wettelijke grondslag is gebaseerd, aangezien artikel 67 van de Algemene bijstandswet (Abw) niet van toepassing is voor de genoemde periode. De Raad vernietigt het besluit van 30 november 2001, maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte in stand, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van het uitgangspunt rechtvaardigen.
Wat betreft de afwijzing van de aanvraag om bijstand met ingang van 14 mei 2001, oordeelt de Raad dat de bijstand per kalendermaand moet worden vastgesteld, zoals bepaald in artikel 27 van de Abw. De gemeente Breda had de bijstand over een langere periode vastgesteld, wat niet in overeenstemming is met de wet, tenzij er sprake is van sterk wisselende inkomsten. In dit geval is er geen sprake van een dergelijk patroon, waardoor de Raad oordeelt dat het besluit van 30 november 2001 niet in stand kan blijven voor de afwijzing van de aanvraag om bijstand vanaf 14 mei 2001. De Raad bepaalt dat de gemeente Breda een nieuw besluit moet nemen over de afwijzing van de aanvraag om bijstand, met inachtneming van deze uitspraak. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, omdat er geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.