ECLI:NL:CRVB:2004:AP2623
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Beoordeling termijnoverschrijding bij indienen bezwaar in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. P.J. Siekman, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard, omdat appellante haar bezwaar tegen een besluit van 23 oktober 2001 te laat had ingediend. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 15 april 2004, waarbij de vertegenwoordiger van appellante en de advocaat van gedaagde, mr. J.J. de Graaf, aanwezig waren.
De Centrale Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De Raad bevestigt dat gedaagde het besluit op de juiste wijze heeft bekendgemaakt en dat appellante niet heeft aangetoond dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De argumenten van appellante, waaronder het feit dat de bestuurder niet meer op het vestigingsadres verbleef en dat post was vernietigd, worden door de Raad als onvoldoende beschouwd. De Raad benadrukt dat de gevolgen van deze omstandigheden voor rekening van appellante komen.
Uiteindelijk bevestigt de Centrale Raad de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen. De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, met R.C. Schoemaker als voorzitter en de leden G. van der Wiel en R.C. Stam, en is openbaar uitgesproken op 10 juni 2004.