ECLI:NL:CRVB:2004:AP2615
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als appellant en een gedaagde die in persoon verscheen, bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.J. Siekman. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank die het beroep van gedaagde gegrond had verklaard, omdat het bezwaar tegen een eerder besluit te laat was ingediend. De rechtbank oordeelde dat gedaagde als privaat persoon niet verplicht was om zijn adreswijziging door te geven, wat leidde tot een verschoonbare termijnoverschrijding.
De Centrale Raad van Beroep heeft echter anders geoordeeld. De Raad concludeerde dat de appellant het besluit op de juiste wijze had bekendgemaakt, door dit aangetekend te verzenden naar het adres waar gedaagde op dat moment stond ingeschreven. De Raad oordeelde dat het bezwaarschrift inderdaad te laat was ingediend en dat de door gedaagde aangevoerde redenen voor de termijnoverschrijding niet voldoende waren om deze verschoonbaar te achten. De argumenten van gedaagde, waaronder het feit dat hij niet meer op het adres verbleef en dat zijn ex-echtgenote zijn post had vernietigd, werden als onvoldoende beschouwd. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het inleidend beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheden van de gedaagde in het bestuursrecht. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betreft de proceskostenveroordeling.