ECLI:NL:CRVB:2004:AP2331
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Premieloon en heffing van premies over betalingen aangeduid als kosten acquisitie
In deze zaak, die voor de Centrale Raad van Beroep werd behandeld, ging het om een hoger beroep ingesteld door een B.V. tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak ontstond naar aanleiding van premies die over de jaren 1993 tot en met 1996 waren geheven op betalingen die in de administratie van de B.V. waren verantwoord onder de aanduiding 'kosten acquisitie'. De B.V. had deze betalingen verricht aan Overseas Industrial Contractors Limited (OIC Ltd), gevestigd te Jersey. De gedaagde instantie, het Uwv, had 70% van deze betalingen als loon aangemerkt, wat leidde tot de vraag of dit terecht was.
De rechtbank Breda had eerder geoordeeld dat het Uwv zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat er sprake was van premieloon. De B.V. was het hier niet mee eens en had hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 25 maart 2004 was de gemachtigde van de B.V., E. de Rooij, aanwezig, maar de gedaagde partij was niet vertegenwoordigd.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank en stelde vast dat de B.V. niet had aangetoond dat er geen sprake was van premieloon. De Raad verwees ook naar een eerdere uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin eveneens was geoordeeld dat 70% van de betalingen als zwart loon moest worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat er geen relevante verschillen waren in de feitelijke situatie tussen de jaren 1987 tot en met 1989 en de jaren 1993 tot en met 1996. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om de opgelegde boetenota's voor de jaren 1994 tot en met 1996 onjuist te achten, aangezien de B.V. hiertegen geen specifieke grieven had aangevoerd.
De uitspraak werd gedaan op 10 juni 2004, waarbij de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigde.