Bij de aangevallen uitspraak, waarin belanghebbende is aangeduid als eiseres en het bestuursorgaan als verweerder, heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen:
"Uit de door verweerder ingebrachte stukken, waaronder de verklaring van de voorzitter van eiseres, [naam voorzitter], welke verklaring overigens door verweerder op aanwijzingen van eiseres is aangepast, de op 14 april 1998 door het bestuur van eiseres vastgestelde richtlijn "Informatie voor docenten van folklore in school", de notulen van de bestuurs- en docenten- vergaderingen, het beleidsplan 1998-2002, kan worden afgeleid dat sprake is van een gezagsverhouding. Blijkens de door [voorzitter] ondertekende verklaring wordt met betrekking tot de "Informatie voor docenten van folklore in school" gesproken over een soort huishoudelijk reglement. Door hem is ook gesteld dat de docenten zich dienen te houden aan de bevestigings- overeenkomst, en dat de docenten een beschrijving van het project ontvangen dat als leidraad dient. De stelling van eiseres dat verweerder zich ten onrechte heeft gebaseerd op een oude versie van de "Informatie etc." kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gevolgd.
Hierbij is van belang dat verweerder zich heeft gebaseerd op de op 14 april 1998 door het stichtingsbestuur vastgestelde versie en niet op de versie, waarvan zich slechts een concept onder de gedingstukken bevindt. Daarnaast is van belang dat hetgeen in de op 14 april 1998 vastgestelde versie staat beschreven min of meer overeenkomt met hetgeen [voorzitter] heeft verklaard, alsmede hetgeen uit de diverse notulen van de gehouden bestuurs- en docentenvergaderingen kan worden afgeleid.
Door eiseres is weliswaar (overigens eerst ter zitting) gesteld dat de nieuwe versie van de "Informatie voor docenten etc." door het bestuur in februari 2000 is goedgekeurd en niet afwijkt van het concept, doch - daargelaten dat deze stelling op geen enkele wijze met bewijzen is gestaafd - is door verweerder naar de beweerdelijk gewijzigde situatie nimmer onderzoek gedaan.
Op basis van de ingebrachte notulen van de bestuursvergaderingen moet worden vastgesteld dat het bestuur een niet geringe inbreng/invloed heeft op "het reilen en zeilen" van eiseres. De ontwikkeling van nieuwe projecten geschiedt op initiatief van en onder toezicht en begeleiding van het bestuur; het bestuur heeft bemoeienis en zeggenschap over de ontwikkeling en uitvoering van de projecten. De stelling van eiseres dat zij slechts gelegenheid biedt voor het geven van cursussen, in de vorm van het ter beschikking stellen van ruimte en verzorgen van de administratie is dan ook onjuist. Met verweerder moet tevens worden geoordeeld dat het bestuur zodanig is samengesteld dat daarin de nodige know-how bestaat om de docenten "aan te sturen". Het bestuur beoordeelt regelmatig de kwaliteit. Er worden functionerings- gesprekken gehouden. Het bestuur bereidt de agenda voor de docentenvergadering voor en kan deze agenda wijzigen. Het handboek voor de docenten wordt door het bestuur opgesteld. Dit handboek is, zoals herhaaldelijk aangeduid als richtlijnen voor de docenten, na verwerking van op en aanmerkingen van het bestuur aan de docenten uitgereikt. Uit de voorhanden zijnde notulen blijkt verder duidelijk de rol van het bestuur bij het project "[naam project]". Er worden kwalificaties gegeven door het bestuur en begeleiding wordt voorgesteld. Op de vraag wie dit project inhoudelijk toetst wordt gezegd dat een bestuurslid dit als zodanig gaat doen.
Het een en ander in onderlinge samenhang bezien biedt voldoende grond voor de stelling dat sprake is van een gezagsverhouding.
Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een persoonlijke arbeidsverrichting. Hierbij is van belang dat eiseres beschikt over een bestand van ongeveer 30 docenten, waaruit in beginsel kan worden geput om de dag-dansprojecten door de docenten te laten draaien. De docenten die in dit bestand voorkomen zijn op basis van hun specifieke deskundigheid/kwalificaties aangetrokken. De omstandigheid dat eiseres later van de vervanging in kennis wordt gesteld doet aan het voorgaande niet af.
De rechtbank wijst in dit verband verder nog op de uitspraak van de CRvB van 24 december 1996 (RSV 1997/232), waaruit blijkt dat de mogelijkheid van vervanging buiten medeweten van het opleidingsinstituut niet zonder meer betekent dat geen verplichting bestaat om persoonlijk arbeid te verrichten. Gezien de aard van het werk is aannemelijk dat de docenten zich niet door wie dan ook kunnen laten vervangen, maar dat de vervangers worden geselecteerd uit een beperkte groep van personen met specifieke kwalificaties.
Door de gemachtigde van eiseres Gosse is weliswaar ter zitting gesteld dat ook docenten die niet (meer) in genoemd bestand voorkomen worden gevraagd om als vervanger op te treden, doch daarbij geldt wel dat deze docenten kennis van zaken moeten hebben, dat wil zeggen, dat de betrokken docent bekend moet zijn met de inhoud van het project waarin hij als vervanger optreedt. Door Gosse is in dit verband desgevraagd ter zitting uitdrukkelijk erkend dat het niet zo is, dat een willekeurige dansdocent als vervanger kan optreden.
Waar aan de betrokken dansdocenten voor de door hen ten behoeve van eiseres verrichte werkzaamheden (als tegenprestatie door eiseres) per dag(deel) vergoedingen worden verstrekt, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen. Het bezit van een zelfstandigheidsverklaring door sommige dansdocenten vermag hieraan niet af te doen, terwijl het bezit van een dergelijke verklaring niet aan een privaatrechtelijke dienstbetrekking in de weg hoeft te staan.".