ECLI:NL:CRVB:2004:AP1761
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.W.P. van der Hoeven
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 1988 arbeidsongeschikt is door rugklachten. Appellant, geboren in 1963, was laatstelijk werkzaam als timmerman en ontving een uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Na een vijfdejaarsherbeoordeling in 1999, waarbij appellant werd beoordeeld door een orthopedisch chirurg, werd vastgesteld dat hij in staat was om rugsparende arbeid te verrichten. De uitkering werd daarop herzien naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 15 tot 25%. Appellant maakte bezwaar tegen deze herziening, maar zijn bezwaren werden ongegrond verklaard door de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond.
In hoger beroep voerde appellant aan dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn rug- en nekklachten. De Centrale Raad van Beroep benoemde de orthopedisch chirurg M. Braakman als deskundige om de gezondheidstoestand van appellant nader te onderzoeken. Na een grondige beoordeling van het dossier en een lichamelijk onderzoek concludeerde Braakman dat de belastbaarheid van appellant correct was vastgesteld en dat hij in staat was de voorgehouden functies te vervullen. De Raad hechtte grote waarde aan dit rapport, dat als zorgvuldig en inzichtelijk werd beschouwd.
De Raad oordeelde dat het hoger beroep van appellant geen doel trof en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. Ch. van Voorst, in aanwezigheid van mr. J.W.P. van der Hoeven als griffier, op 15 juni 2004.