ECLI:NL:CRVB:2004:AP1670
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- A.B.J. van der Ham
- Rechtspraak.nl
Verzekeringsplicht in privaatrechtelijke dienstbetrekking van voormalig aandeelhouder
In deze zaak gaat het om de vraag of er sprake is van een verzekeringsplichtige arbeidsverhouding tussen gedaagde, een besloten vennootschap, en [M.J.H.], een voormalig aandeelhouder. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, die het bezwaar van gedaagde tegen correctienota's en boetenota's ongegrond had verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van verzekeringsplichtige arbeid, omdat er geen gezagsverhouding en geen verplichting tot persoonlijke arbeidsverrichting bestond.
De Raad heeft de zaak behandeld op 6 april 2004, waarbij de appellant zich liet vertegenwoordigen door mr. M.J. Lustenhouwer en gedaagde door mr. M.H. Feiken. De Raad overweegt dat, hoewel [M.J.H.] feitelijk werkzaamheden verrichtte, dit niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van een verzekeringsplichtige arbeidsverhouding op basis van artikel 3 van de sociale werknemersverzekeringswetten. De Raad concludeert dat er wel verzekeringsplicht is op basis van artikel 5 van de sociale werknemersverzekeringswetten, omdat [M.J.H.] doorgaans ten minste twee dagen per week arbeid verrichtte en het bruto inkomen per week doorgaans ten minste 40% van het wettelijk minimumloon bedroeg.
De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, met uitzondering van de bepalingen omtrent griffierecht en proceskosten, en oordeelt dat appellant een nieuw besluit op bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt appellant veroordeeld in de proceskosten van gedaagde tot een bedrag van € 644,-- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 18 mei 2004.