ECLI:NL:CRVB:2004:AP1637
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Waardebepaling van vakantiebonnen en onregelmatige verstrekking
In deze zaak gaat het om de waardebepaling van vakantiebonnen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en de onregelmatige verstrekking daarvan. Appellant, vertegenwoordigd door F. Zwemmer, heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Middelburg, die het bezwaar van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. Dit besluit betrof de correctie van de door appellant verantwoorde premielonen over de jaren 1995 tot en met 1998, naar aanleiding van een boekenonderzoek.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 15 april 2004. Tijdens de zitting is vastgesteld dat appellant niet op de juiste wijze vakantiebonnen heeft verstrekt, wat in strijd is met de geldende regelgeving. De Raad heeft geconcludeerd dat appellant in de jaren na de looncontrole niet heeft voldaan aan de verplichting om de vakantiebonnen regelmatig bij elke salarisbetaling te verstrekken. Dit heeft geleid tot de beslissing dat de waarde van de vakantiebonnen moet worden vastgesteld op de volle nominale waarde, in plaats van de lagere waarde die normaal gesproken zou gelden bij regelmatige verstrekking.
De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak benadrukt het belang van correcte verstrekking van vakantiebonnen en de gevolgen van onregelmatigheden in dit proces.