ECLI:NL:CRVB:2004:AP1554
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- K.J. Kraan
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijk aansprakelijkheid bestuurder en onbehoorlijk bestuur in het socialezekerheidsrecht
In deze zaak gaat het om de hoofdelijk aansprakelijkheid van een bestuurder van een besloten vennootschap (B.V.) voor onbetaald gelaten premies voor werknemersverzekeringen. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van de appellant, die als bestuurder van [naam B.V.] is aangesproken op grond van artikel 16d van de Coördinatiewet Sociale Verzekering. De Raad oordeelt dat de bezwaren van de appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ongegrond zijn. De appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van 14 mei 2001, waarin hij aansprakelijk werd gesteld voor een bedrag van f 16.785,25, inclusief een boete van f 1.999,--. De rechtbank Amsterdam had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
De Raad stelt vast dat de administratie van [naam B.V.] ernstige gebreken vertoont, zoals blijkt uit een controlerapport van de belastingdienst. Dit rapport toont aan dat er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur, wat leidt tot de conclusie dat de appellant hoofdelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor de onbetaald gelaten premies. De Raad wijst erop dat het niet noodzakelijk is dat er gedurende drie jaren sprake moet zijn van onbehoorlijk bestuur; het volstaat dat dit in de drie jaren voorafgaand aan de melding van betalingsonmacht aannemelijk wordt gemaakt.
De Raad komt tot de conclusie dat de boete die aan de appellant is opgelegd te hoog is en verlaagt deze tot f 1.559,20. Het totaalbedrag waarvoor de appellant aansprakelijk is, wordt vastgesteld op € 7.417,28. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de appellant gegrond. Tevens wordt bepaald dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de door de appellant betaalde proceskosten vergoedt.