ECLI:NL:CRVB:2004:AP1438

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/1060 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardering van de functie seniormedewerker vergunningverlening/handhaving bij het Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard

In deze zaak gaat het om de waardering van de functie seniormedewerker vergunningverlening/handhaving van appellant, die werkzaam is bij het Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin zijn beroep tegen een besluit van gedaagde ongegrond werd verklaard. Gedaagde had in een eerdere beslissing op bezwaar de waardering van de functie van appellant vastgesteld op schaal 10, wat door de rechtbank als onvoldoende gemotiveerd werd aangemerkt. Gedaagde handhaafde echter deze waardering in een later besluit, wat leidde tot het hoger beroep van appellant.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de waardering van de functie seniormedewerker vergunningverlening/handhaving in rechte standhoudt. De Raad overweegt dat de rechterlijke toetsing in dit geval terughoudend dient te zijn en dat de waardering alleen kan worden vernietigd als deze als onhoudbaar moet worden aangemerkt. Appellant betoogde dat de ijkfunctie seniormedewerker nieuwe werken/groot onderhoud als uitgangspunt had moeten dienen voor de waardering, maar de Raad oordeelt dat gedaagde's standpunt, dat deze functie zwaarder is, niet onhoudbaar is.

De Raad concludeert dat de argumenten van appellant niet voldoende zijn om de waardering van zijn functie te herzien. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak, waarbij het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond werd verklaard. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten, zoals bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing gezamenlijk hebben genomen.

Uitspraak

03/1060 AW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van Dijkgraaf en Hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft op daartoe bij beroepschrift en aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 januari 2003, nr. AW 02/1065 ZON, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Namens gedaagde is een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nog enige stukken ingediend en zijn standpunt schriftelijk nader toegelicht.
Het geding is behandeld ter zitting van 21 april 2004, waar appellant in persoon is verschenen en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door
mr. P. Noordermeer-Verschoor, juridisch adviseur bij Leeuwendaal advies bv, en door mr. L.A.M. Ewijk, secretaris-directeur van het Hoogheemraadschap Krimpenerwaard.
II. MOTIVERING
1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
1.1. Appellant is werkzaam bij het Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard. Aanvankelijk vervulde hij de functie van medewerker vergunningen. Vanaf 1 februari 2000 is hij vanwege het clusteren van de vergunningverleningstaken en de handhavings-taken gaan werken als seniormedewerker vergunningverlening/handhaving.
1.2. Bij beslissing op bezwaar van 12 december 2000 heeft gedaagde zijn eerder genomen besluit, waarbij de betrokken functies werden gewaardeerd op het niveau van schaal 10, gehandhaafd.
1.3. Bij uitspraak van 12 februari 2002 heeft de rechtbank deze beslissing op bezwaar vernietigd. Volgens de rechtbank was de motivering van de waardering van de betrokken functies, kort gezegd, te globaal en te weinig specifiek. In het bijzonder was niet gemotiveerd op grond van welke criteria de functies even zwaar zouden zijn als de door gedaagde gehanteerde ijkfunctie senior medewerker ondersteuning.
1.4. Vervolgens heeft gedaagde bij beslissing op bezwaar van 28 maart 2002 (hierna: het bestreden besluit) de eerder genomen waarderingsbesluiten opnieuw gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd overweegt de Raad het volgende.
3.1. Het hoger beroep van appellant heeft uitsluitend betrekking op de waardering van de functie seniormedewerker vergunningverlening/handhaving per 1 februari 2000.
3.2. Gedaagde heeft deze functie gewaardeerd volgens de in 1999 door gedaagde vastgestelde Regeling functiewaardering. Deze Regeling heeft als uitgangspunt een methode van beredeneerd vergelijken aan de hand van een bundel ijkfuncties.
Gedaagde heeft bij het bestreden besluit een vergelijking gemaakt met de op het niveau van salarisschaal 10 gewaardeerde ijkfunctie seniormedewerker ondersteuning. Aan de hand van de wegingsfactoren technische kennis, gebiedskennis, regelgeving, leiding-geven, contacten en diverse aspecten is gedaagde tot de conclusie gekomen dat de beide functies in zwaarte gelijkwaardig zijn te achten.
3.3. De Raad stelt voorop dat de rechterlijke toetsing in een geval als dit een terug-houdende dient te zijn, in die zin dat de rechter zich, naast de overigens in aanmerking komende toetsing van het bestreden besluit aan regels van geschreven en ongeschreven recht en algemene rechtsbeginselen, moet beperken tot de vraag of de in geding zijnde waardering op onvoldoende gronden berust. Dit laatste betekent dat eerst tot vernietiging van de omstreden waardering kan worden overgegaan indien deze als onhoudbaar moet worden aangemerkt. Daarvoor is ontoereikend de enkele omstandigheid dat een andere waardering op zichzelf verdedigbaar is.
3.4. Appellant heeft aangevoerd dat gedaagde de op het niveau van schaal 11 gewaar-deerde ijkfunctie seniormedewerker nieuwe werken/groot onderhoud bij de waardering als uitgangspunt had moeten nemen. Gedaagde heeft betoogd dat de werkeenheid van deze seniormedewerker verantwoordelijk is voor de totstandkoming en uitvoering van grote projecten als baggerprojecten, dijkversterkingsprojecten en reconstructies van wegen. Het gaat daarbij volgens gedaagde om projecten met een aanzienlijke omvang wat betreft organisatie, contacten met derden, publiciteit en financiën. Gelet hierop is het standpunt van gedaagde dat deze functie van een beduidend zwaarder gewicht is dan de functie seniormedewerker vergunningverlening/handhaving en daarom niet in aanmerking komt als ijkfunctie, niet onhoudbaar te achten.
3.5. Appellant heeft voorts betoogd dat de handelingsvrijheid en de verantwoordelijk-heden in zijn functie groter zijn dan in de ijkfunctie senior medewerker ondersteuning. In dit kader is door appellant gewezen op zijn vertegenwoordiging van gedaagde in bezwaar- en beroepsprocedures. Volgens gedaagde is de handelingsvrijheid in deze functies vergelijkbaar. De grenzen van de handelingsvrijheid liggen in de bevoegdheden tot formele besluitvorming, de regelgeving en de kaders van de opdrachtgever. Volgens gedaagde heeft de senior medewerker ondersteuning iets meer te maken met de kaders van de opdracht, maar wel meer vrijheden in de invulling, omdat er meer alternatieven denkbaar en mogelijk zijn. Appellant heeft in zijn functie niet zozeer te maken met de kaders van de opdrachtgever, maar hij is minder vrij in het bedenken van alternatieven, omdat de regelgeving strakker is. Bij de vertegenwoordiging van gedaagde in bezwaar- en beroepsprocedures heeft appellant een aanvullende rol.
Uitgaande van de functiebeschrijvingen en de organisatorische inbedding van deze functies is de Raad van oordeel dat gedaagdes standpunt, dat de handelingsvrijheid en verantwoordelijkheid in beide functies vergelijkbaar is, niet op onvoldoende gronden berust.
3.6. Appellant is voorts van mening dat het aspect regelgeving in zijn functie zwaarder is dan in de door gedaagde gehanteerde ijkfunctie. Gedaagde heeft in het bestreden besluit uiteengezet en in het verweerschrift toegelicht dat sprake is van een vergelijkbare zwaarte. Het aldus verwoorde standpunt van gedaagde is niet onhoudbaar te achten. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat de senior medewerker ondersteuning, blijkens de functiebeschrijving, niet alleen zorgdraagt voor de voorbereiding, begroting en het aanbestedingsgereedmaken van civiel- en cultuurtechnische werken, maar ook zorgdraagt voor de totstandkoming van de leggers en beheersregisters.
3.7. Uit het vorenstaande volgt dat de waardering van de functie seniormedewerker vergunningverlening/handhaving in rechte standhoudt.
4. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voorzover aangevochten.
Aldus gegeven door mr. J.C.F. Talman als voorzitter en mr. A. Beuker-Tilstra en
mr. K. Zeilemaker als leden, in tegenwoordigheid van R.E. Koerts als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2004.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) R.E. Koerts.
HD
12.05