ECLI:NL:CRVB:2004:AP0147
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- R.M. van Male
- Rechtspraak.nl
Bijstandsverlening aan zelfstandigen en de invloed van partnerinkomen op bijstandsrecht
In deze zaak gaat het om de bijstandsverlening aan appellante in de vorm van een renteloze geldlening op basis van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz). Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin werd geoordeeld dat bij de vaststelling van haar inkomen over het boekjaar rekening gehouden moest worden met het inkomen van haar partner. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 17 februari 2003, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. G. van Leeuwen, en haar echtgenoot ook aanwezig was. Gedaagde, het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, werd vertegenwoordigd door C. van den Bergh.
De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank het beroep van appellante ongegrond heeft verklaard. Appellante betoogde dat het inkomen van haar partner niet meegeteld mocht worden bij de vaststelling van haar inkomen, omdat dit niet in de administratie van haar bedrijf was verwerkt. De Raad heeft echter geconcludeerd dat de wetgeving, met name artikel 47 van de Algemene bijstandswet (Abw) en artikel 1 van het Bbz, vereist dat bijstandsverlening aan zelfstandigen in beginsel rekening houdt met alle in het boekjaar verworven inkomsten, inclusief die van de partner.
De Raad heeft de wetsgeschiedenis geraadpleegd en vastgesteld dat indien te veel bijstand is verstrekt, de resterende lening terugbetaald moet worden. De Raad heeft geoordeeld dat gedaagde terecht de bijstandsverlening heeft beëindigd en de terugvordering van de bijstandslening heeft doorgezet. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het hoger beroep van appellante is afgewezen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.