ECLI:NL:CRVB:2004:AO9475
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Bezwaren tegen vastgestelde nadere premies voor ziektekostenverzekering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar. De rechtbank had op 2 mei 2001 geoordeeld over de premies die gedaagde, een werkgever, had vastgesteld voor de ziektekostenverzekering van haar werknemers. De premies zouden de werkelijke kosten van de verzekering te boven gaan, wat aanleiding gaf tot bezwaar van de appellant. De zaak is behandeld op de zitting van de Raad op 30 oktober 2003, waar de appellant werd vertegenwoordigd door mr. L.M. Kos, terwijl gedaagde niet aanwezig was.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover deze was aangevochten en het beroep van de appellant ongegrond verklaard. De Raad overweegt dat de premievaststelling betrekking heeft op de jaren 1995 en 1996, en dat de rechtbank ten onrechte de Organisatiewet Sociale Verzekering 1997 in haar overwegingen heeft betrokken. De Raad stelt vast dat de artikelen met betrekking tot het loonbegrip in de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV) dwingend recht zijn, wat betekent dat de appellant verplicht was om premie vast te stellen over de bovenmatige kostenvergoeding.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van de appellant slaagt, en dat er geen termen aanwezig zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2004, met mr. R.C. Schoemaker als voorzitter en mr. G. van der Wiel en mr. R.C. Stam als leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Kovács als griffier.