ECLI:NL:CRVB:2004:AO9295
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.M. van Male
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van bijstandsaanvraag en inkomen van appellante in relatie tot gehuwdennorm
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld over de bijstandsaanvraag van appellante, die samen met haar echtgenoot een uitkering op basis van de Algemene bijstandswet (Abw) had aangevraagd. De aanvraag, ingediend op 23 december 1999, werd aanvankelijk afgewezen op 1 maart 2000, omdat het inkomen van appellante en haar echtgenoot de voor gehuwden geldende bijstandsnorm overschreed. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door de gemeente Enschede ongegrond verklaard. De president van de rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard, wat leidde tot hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de relevante periode voor de beoordeling van de aanvraag loopt van de datum van aanvraag tot de datum van het primaire besluit. De Raad concludeert dat het besluit van 16 januari 2001 op een ontoereikende grondslag berust, omdat niet voldoende is aangetoond dat appellante en haar echtgenoot ten tijde van de aanvraag over een inkomen beschikten dat de bijstandsnorm overschreed. De Raad heeft de eerdere uitspraak vernietigd en bepaald dat de gemeente Enschede een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak.
Daarnaast heeft de Raad de gemeente Enschede veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 966,--, en het griffierecht van € 104,37 moet vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de inkomenssituatie van aanvragers van bijstand en de verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene wet bestuursrecht.