ECLI:NL:CRVB:2004:AO9067
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsverhouding tussen een freelance-autoschadehersteller en een automobielbedrijf in het kader van sociale verzekeringsplicht
In deze zaak heeft appellante, een automobiel- en garagebedrijf, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had geoordeeld dat de freelance-autoschadehersteller, hier aangeduid als [werknemer], in een verzekeringsplichtige arbeidsverhouding werkzaam was voor appellante. Dit oordeel was gebaseerd op een looncontrole die had plaatsgevonden bij appellante, waaruit bleek dat appellante premies verschuldigd was voor de werkzaamheden van [werknemer].
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 8 april 2004, waarbij appellante niet aanwezig was, maar gedaagde, vertegenwoordigd door mr. M.O. Voors, wel. De Raad heeft vastgesteld dat [werknemer] zijn werkzaamheden persoonlijk diende te verrichten en dat deze werkzaamheden een essentieel onderdeel vormden van de bedrijfsvoering van appellante. Dit leidde de Raad tot de conclusie dat aan alle elementen voor een privaatrechtelijke dienstbetrekking was voldaan.
Appellante had aangevoerd dat het gelijkheidsbeginsel niet was nageleefd, omdat in vergelijkbare gevallen geen arbeidsovereenkomst was aangenomen. De Raad verwierp dit beroep, omdat de verzekeringsplicht van rechtswege ontstaat en gedaagde geen beleidsvrijheid heeft in deze. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet kon slagen. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, zonder termen voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak werd gedaan door mr. R.C. Stam, in tegenwoordigheid van mr. A. Kovács als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 22 april 2004.