ECLI:NL:CRVB:2004:AO8991
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- Rechtspraak.nl
Herziening van nabestaandenuitkering in verband met inkomsten uit WAO-uitkering en terugvordering
In deze zaak gaat het om de herziening van de nabestaandenuitkering van appellant, die zijn inkomsten uit een WAO-uitkering niet tijdig heeft gemeld aan de Sociale verzekeringsbank (gedaagde). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, die het beroep ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat gedaagde op grond van artikel 34, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet (Anw) verplicht was om de uitkering van appellant met terugwerkende kracht te herzien, omdat appellant de wijziging in zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering niet tijdig had doorgegeven. Tevens werd overwogen dat er geen dringende redenen waren om van herziening af te zien.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij geen specificatie van gedaagde heeft ontvangen, waardoor hij niet akkoord kan gaan met het besluit. De Raad voor de Rechtspraak bevestigt echter het oordeel van de rechtbank en stelt dat de argumenten van appellant niet tot een ander oordeel leiden. De Raad wijst erop dat gedaagde een berekeningsblad heeft overgelegd waarin de aanspraak van appellant op de Anw-uitkering is gespecificeerd, evenals de te veel betaalde bedragen over een bepaalde periode.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet kan slagen en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er zijn geen termen aanwezig voor een vergoeding van proceskosten, zoals bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2004, met mr. H. van Leeuwen als voorzitter en mr. M.M. van der Kade en mr. T.L. de Vries als leden.