ECLI:NL:CRVB:2004:AO8957
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Toekenning van WAO-uitkering en gedifferentieerde premie voor werkgevers
In deze zaak gaat het om de toekenning van een WAO-uitkering en de vaststelling van de gedifferentieerde premie die een werkgever moet betalen. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.P.P. Caubo, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die het bezwaar van de appellant tegen de premie vaststelling ongegrond had verklaard. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak na een zitting op 18 maart 2004, waar zowel de appellant als een vertegenwoordiger van het Uwv aanwezig waren.
De zaak draait om de gedifferentieerde premie die de appellant voor het premiejaar 1999 verschuldigd is, vastgesteld op 2,43% door het Uwv. De appellant betwist deze premie, stellende dat hij geen verwijt treft voor de arbeidsongeschiktheid van de werknemer [betrokkene], wiens WAO-uitkering bepalend was voor de premie. De Raad overweegt dat de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid en de reïntegratieverplichtingen van de werkgever geen rol spelen bij de vaststelling van de gedifferentieerde WAO-premie.
De Raad concludeert dat de wetgever bewust heeft gekozen voor een berekening van de premie die is gebaseerd op uitkeringen die in het jaar vóór het premiejaar zijn betaald. De appellant's argument dat de Pemba-regeling, die pas na de toekenning van de uitkering in werking trad, niet in acht is genomen, wordt verworpen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak en oordeelt dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt. Er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling.