ECLI:NL:CRVB:2004:AO8761
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bijstandsuitkering op basis van inkomsten uit arbeid
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 27 april 2004, gaat het om de terugvordering van een bijstandsuitkering van appellante, die sinds 26 september 1996 een uitkering ontving op basis van de Algemene bijstandswet (Abw). De gemeente Leidschendam-Voorburg, als gedaagde, heeft de bijstandsuitkering herzien over de periode van 1 september 1996 tot en met 8 december 1996, omdat appellante in die periode inkomsten uit arbeid zou hebben genoten. Dit leidde tot een terugvordering van een bedrag van f 4.119,83.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de gemeente, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank 's-Gravenhage bevestigde deze beslissing. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij in de betreffende periode niet heeft gewerkt, maar slechts kortstondig werkzaamheden heeft verricht voor een bedrijf. De Raad heeft vastgesteld dat appellante geen mededeling heeft gedaan van haar inkomsten aan de gemeente, wat een schending van haar inlichtingenplicht inhoudt.
De Raad overweegt dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De verklaringen van de bedrijven waar appellante zegt te hebben gewerkt, zijn niet voldoende onderbouwd en staan in tegenspraak met eerder verstrekte informatie. De Raad concludeert dat appellante gedurende de relevante periode inkomsten heeft ontvangen en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.