ECLI:NL:CRVB:2004:AO8721
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Termijnoverschrijding griffierecht in hoger beroep
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, staat de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van de opposant centraal. De opposant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem, maar dit beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht van € 87,-- niet binnen de gestelde termijn was betaald. De Raad had eerder op 25 november 2003 deze niet-ontvankelijkheid vastgesteld, en de opposant diende hiertegen een verzetschrift in. Tijdens de zitting op 7 april 2004 was de opposant aanwezig, maar de geopposeerde, het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, was niet vertegenwoordigd.
De Raad heeft de argumenten van de opposant in het verzetschrift en tijdens de zitting zorgvuldig overwogen. De Raad concludeert dat er geen reden is om af te wijken van de eerdere uitspraak. De vertraging in de betaling van het griffierecht, die het gevolg was van ontoereikend saldo, komt voor risico van de belanghebbende. De Raad oordeelt dat de opposant niet in verzuim is geweest en dat er geen gronden zijn om het verzet gegrond te verklaren. Daarom wordt het verzet ongegrond verklaard, zonder dat er termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door mr. G.A.J. van den Hurk, met mr. M.C.M. Hamer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 april 2004.