ECLI:NL:CRVB:2004:AO8073
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsuitkering op grond van verblijfseisen en gelijkstelling met Nederlanders
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 april 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een bijstandsuitkering aan appellant door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijstandsuitkering, die was gebaseerd op het feit dat hij niet rechtmatig in Nederland verbleef volgens de Algemene bijstandswet (Abw). De rechtbank Rotterdam had eerder op 6 december 2001 in eerste aanleg geoordeeld dat appellant geen recht op bijstandsuitkering had, omdat hij niet als vreemdeling werd beschouwd onder de Vreemdelingenwet en niet gelijkgesteld kon worden met een Nederlander op basis van de Abw.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag terecht was. De Raad oordeelde dat appellant in de relevante periode geen recht kon doen gelden op een uitkering, omdat hij niet voldeed aan de verblijfseisen. De Raad heeft ook de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld, maar vond deze niet nieuw of overtuigend genoeg om tot een ander oordeel te komen. De eerdere uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd.
De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van de verblijfseisen voor het verkrijgen van bijstandsuitkeringen en de strikte toepassing van de wetgeving in deze context.